Arrestanten rotten in de cel

Een melding van een inbraak. Als de politie ter plaatse komt rent een man de bosjes in. Een politiehond gaat hem achterna, springt een vieze sloot in en bijt de verdachte meermaals in zijn been. Eenmaal uit de sloot blijkt dit grote open wonden in het been van de verdachte te hebben achtergelaten. De ambulance komt en zegt dat de wonden binnen zes uur moeten zijn behandeld. De politie besluit daarop dat de verdachte niet mee mag met de ambulance. Hij blijft uren met de open wond op de vieze straat liggen, in afwachting van agenten die hem naar het ziekenhuis brengen. In het ziekenhuis moet huid en vlees rond de wonden worden weggeknipt, omdat dit inmiddels aan ‘het afsterven’ zou zijn. Nadere behandeling is nodig. ‘Morgen terugkomen’, aldus de specialisten in het ziekenhuis. Daarvoor komt echter geen vervoer. Die informatie was niet doorgegeven aan de arrestantenzorg en de verpleegkundige op het cellencomplex schat de situatie anders in. De arrestant mag zijn cel niet uit.

Slechte informatieoverdracht

Zomaar een voorbeeld van hoe een arrestant mag rotten in de cel. De overdracht van medische informatie is onder de maat, zo concludeerde de Inspectie Veiligheid en Justitie al in 2015. Ik krijg vanuit mijn eigen praktijk niet de indruk dat hier verbetering in is gekomen. De inspectie lijkt in haar rapport te focussen op de informatieoverdracht van een arts náár de arrestantenzorg. Het voorbeeld hierboven beschreven is lang niet het enige geval waarin dat mis gaat. Zo begrijpen arrestantenverzorgers met enige regelmaat de aanwijzingen van de arts over het (moment van) toedienen van medicatie niet, of zien zij het belang daar niet van in. Ook de andere kant op gaat het echter vaak mis. Het lukt de arrestant simpelweg niet om zijn klachten, en de ontwikkeling daarvan, bij een arts te krijgen.

‘Ik wil een arts spreken.’ ‘Zeur niet!’

Het is voor een arrestant niet mogelijk zelf direct contact op te nemen met een arts. Hij wendt zich eerst tot de bewaarder. Volgens de arrestanten die ik spreek doen bewaarders klachten vaak af als gezeur. Als zij wel medische zorg inroepen is dit in de regel geen arts maar een verpleegkundige. Hij of zij beoordeelt vaak slechts op basis van de informatie die door de arrestantenzorg wordt doorgegeven of ze (meteen) komt. Dat zorgt ervoor dat de verpleegkundige niet kan doorvragen en belangrijke informatie verloren gaat. Vaak komt de verpleegkundige pas aan het eind van de dag of tijdens een volgende visite aan het arrestantencomplex bij de arrestant langs. Als de verpleegkundige het nodig vindt wordt een arts ingeschakeld.

Niemand had mij verteld hoe slecht het met hem ging’, aldus de arts.

Zo kon het gebeuren dat een cliënt van mij, met een potentieel levensgevaarlijke ziekte, zodanig verslechterde in zijn cel dat hij nog voor de voorgeleiding met loeiende sirenes vanaf de rechtbank moest worden afgevoerd naar het ziekenhuis. Ik trof cliënt op de rechtbank schuimbekkend en totaal verkrampt in zijn cel aan. De parketpolitie had al bezorgd naar de GGD gebeld, maar die waren niet van plan naar de rechtbank te komen. Dat was niet het protocol. Toen de rechter-commissaris alsnog bewerkstelligde dat de dienstdoende arts verscheen sprak deze de woorden: ‘Die moet onmiddellijk worden opgenomen, niemand had mij verteld dat hij zo erg verslechterd is de afgelopen dagen.’ De arrestant had de afgelopen dagen op het cellencomplex keer op keer gevraagd om een arts. Ik had alle mogelijk betrokkenen er meermaals over aangesproken. De arrestantenzorg vond echter dat, nu er al één keer een arts was geweest, een verpleegkundige goed genoeg was. De verpleegkundige kwam een aantal keer, maar zag de cliënt daarbij lang niet altijd. Vaker sprak ze met de arrestantenzorg en zei ze dat hij nog wel een extra aspirientje mocht. Zelf met de patiënt praten of hem onderzoeken vond ze niet nodig. Van enige terugkoppeling naar een arts was blijkbaar al helemaal geen sprake. Ondertussen kon deze arrestant rotten in zijn cel: Hij ging met een kruk naar binnen, belande op de rechtbank in een rolstoel, en eindigde op een brancard aan een infuus in de ambulance.

Van goede informatieoverdracht tussen politiebureaus en cellencomplexen of van cellencomplexen naar de rechtbank of het huis van bewaring is evenmin sprake. Zeker wanneer iemand pas laat op vrijdag in het huis van bewaring aankomt leidt dit tot lange periodes van inadequate zorg.

‘Dat is een taak van de arrestantenzorg’, aldus de officier van justitie.

De officier van justitie lijkt zich over het algemeen weinig aan te trekken van bovengenoemde onveilige situaties. Als die door een advocaat gevraagd wordt zorg te dragen voor adequate medische zorg, omdat een cliënt erg afhankelijk is van bepaalde medicatie of omdat er sprake is van een medische complicatie, is de reactie steevast: ‘Ik zal er op letten.’ Maar als de volgende dag wordt teruggebeld om aan te geven dat de medicatie nog niet is verstrekt, de verkéérde medicatie wordt verstrekt of er nog geen arts is langs geweest, is de reactie: ‘Ik heb het dorgegeven, verder is het een taak van de arrestantenzorg.’

Als je een magistraat bent en beslist dat iemand wordt opgesloten, dan wil je dat toch alleen maar als adequate medische zorg gegarandeerd is? Ik vraag me af hoeveel rapporten er nog moeten verschijnen voordat doordringt dat die zorg ondermaats is.

Arrestantenzorg incapabel

Het eerder aangehaalde inspectierapport stelt dat adequate medische zorg begint met het goed inschatten van de medische situatie door de arrestantenzorg. Die zijn daar niet voor opgeleid. Ze zouden dat moeten doen aan de hand van checklists. De Inspectie constateert echter ook dat die checklist ‘niet altijd’ worden gebruikt. Tijdens de observaties van de Inspectie worden ze zelfs nergens aangetroffen. De Commissie van Toezicht Arrestantenzorg politie-eenheid Amsterdam constateerde in 2016 dat op de cellencomplexen aanwezige medicijnen en verbanden over datum waren. Daarnaast schreef deze: ‘De procedures rond een veilige opslag, uitgifte, registratie en beheer van medicatie zijn naar de mening van de Inspecties in het merendeel van de eenheden onvoldoende geborgd.’ De Inspectie Veiligheid en Justitie constateerde dat ook. Zij spreekt over een risico op ‘overschrijffouten, telfouten, mogelijke persoonsverwisseling en het verwarren van medicijnen met een generieke naam en een merk specifieke naam.’ Ook constateerde de Commissie van Toezicht grote ontevredenheid onder arrestanten in Amsterdam over hoe lang zij op medicatie moesten wachten.

Arrestanten zijn net mensen

Onder de huidige omstandigheden op de cellencomplexen zou ik mensen niet met een gerust hart durven opsluiten. Het lijkt me goed dat de hele justitieketen gaat inzien dat arrestanten in de eerste plaats mensen zijn. En dat gezondheid voor mensen misschien wel het meest belangrijke is. Misschien zelfs nóg belangrijker dan vrijheid. Maar in ieder geval belangrijker dan vrijheidsbeneming. Dus regel adequate medische zorg óf stel mensen in staat die zelf in te roepen, in vrijheid.

 

Fill 2 Created with Sketch. Terug naar overzicht